Toen ik net begon met dierenportretten, tekende ik vooral mijn eigen huisdieren. Dat voelde vertrouwd en ik kende ze goed, wist precies hoe ze keken, hoe ze lagen, en welk karakter ze hadden. Het was een fijne manier om te oefenen, want ik hoefde niet na te denken over wie het dier was. Ik kende ze gewoon!
Maar als ik een portret maak voor iemand anders, is dat natuurlijk anders. Dan ken ik het dier niet persoonlijk en moet ik het hebben van de foto en mijn eigen gevoel. Daarom begint elk portret voor mij met goed kijken. Ik neem de tijd om de foto echt te bestuderen. Denk aan de houding, de blik, de uitstraling. Zeker als een foto wat minder scherp of van lage kwaliteit is, probeer ik met mijn intuïtie de ontbrekende stukjes in te vullen. Dan voel ik aan wat er nodig is om het dier toch herkenbaar en levendig op papier te zetten.
Vaak begin ik met de ogen. Dat doe ik al sinds het begin. Als de ogen kloppen, dan volgt de rest als vanzelf. De blik is voor mij het belangrijkste deel van het portret. Daar zit zoveel in: persoonlijkheid, rust, speelsheid of juist wijsheid.
Kleur speelt ook een grotere rol dan je misschien zou denken. Een vacht is nooit gewoon zwart of bruin. Als je goed kijkt, zie je ook blauw, grijs, soms zelfs een vleugje paars. (afhankelijk van de lichtval.) Dat zijn de kleine dingen die een portret echt laten leven. Daarom kijk ik voortdurend, tijdens het tekenen: naar wat er is, maar ook naar wat erachter zit.
Voor mij is een portret meer dan alleen natekenen. Ik kijk, voel en probeer het dier echt te leren kennen via de foto. Ook al ken ik het niet persoonlijk, ik wil graag iets van zijn of haar karakter vangen. Dat maakt elk portret weer anders. En juist dat proces vind ik zo mooi om te doen!

Reactie plaatsen
Reacties